Schout en schepenen Schout en schepenen zijn de mannen die de middeleeuwse stad besturen. Ook houden ze zich met de rechtspraak bezig. Zij vaardigen zogenaamde keuren uit. Wij zouden zeggen: wetten waaraan de burgers in de stad zich moeten houden. Steden in het Vlaamse deel van België kennen nog steeds de schepen als bestuurder. In Nederland heet zo iemand nu een wethouder.
Middeleeuwse straffen Schout en schepenen worden dus met de rechtspraak in de stad belast. Welke straffen zij kunnen opleggen aan burgers die een overtreding of een misdaad hebben begaan? Onze rechters kunnen gevangenis straffen opleggen. De schout en schepenen niet. Zij nemen andere maatregelen, die in onze tijd niet meer worden toegepast. Iemand kan veroordeeld worden tot levering van een aantal stenen voor de bouw of reparatie van de stadsmuur. Daar komt het gezegde vandaan: 'Hij draagt dan zijn steentje bij'. In vroeger eeuwen gaan velen op reis om een bedevaart te maken. Dat houdt in dat ze een heilige plaats bijvoorbeeld, het graf van Christus in Jeruzalem, gaan bezoeken. Zo'n bedevaartganger noemt men ook wel een pelgrim. Vaak is het een langdurige en gevaarlijke reis. Men loopt de kans onderweg beroofd en zelfs gedood te worden. In de Middeleeuwen kan de rechterlijke beslissing, het vonnis, inhouden dat men voor straf een bedevaart maakt, bijvoorbeeld maar Rome of Jeruzalem. Bij terugkeer moet zo iemand bewijzen dat hij zijn pelgrimstocht heeft volbracht. In veel steden mogen rijke mensen een strafbedevaart afkopen. Ze betalen een flink bedrag aan de stad en hoeven dan niet op reis.
Verbanning en schandpaal Iemand kan ook verbannen worden. Dat betekent dat hij de stad moet verlaten en niet meer mag terugkeren. Men kan ook veroordeeld worden tot de schandpaal, ook wel kaak genoemd. Dat betekent dat men in het openbaar, bijvoorbeeld voor het stadhuis, wordt vastgemaakt aan een paal. Dat gebeurt meestal op een marktdag als het erg druk is op straat. Zo staat de gestrafte dan te kijk voor het publiek, en iedereen weet waarom hij aan de kaak wordt gesteld. In Appingedam staat bij de kerk nog een dergelijke schandpaal.
Lijfstraffen Dan zijn er de vele afschuwelijke vormen van lijfstraffen. Het haar van een vrouw kan worden afgeschoren, wat een grote schande betekent. Een veroordeelde kan worden gegeseld. Hij wordt langdurig met een stok of zweep geslagen. Ook geselt men in de Middeleeuwen wel verdachten om hen tot een bekentenis te dwingen. Wie een diefstal pleegt, loopt het risico dat men zijn hand afhakt. Maar ook deze straf kan worden afgekocht.
Afb. rechts: De ijzeren maagd is hol en in de vorm van een vrouw. Daarin zijn messen of ijzeren pinnen bevestigd waardoor de ketter in een bijna altijd dodelijke omarming verminkt raakt.
Heksen en ketters Als zwaarste straf kent men de doodstraf, door onthoofding of aan de galg. Heksen en ketters worden verbrand. Heksen zijn vrouwen die ervan beschuldigd worden dat ze contact hebben met de duivel. Daardoor zullen ze beschikken over duivelse krachten, waarmee ze mens en dier kunnen betoveren of schade toebrengen. Op hen past men vaak de zogenaamde waterproef toe. De ongelukkige vrouw wordt met de linker duim aan het rechterbeen gebonden en zo in het water gegooid. Blijft ze drijven, dan wordt ze schuldig bevonden en ter dood veroordeeld. Men noemt dit een godsoordeel. God zou aanwijzen wie schuldig en wie onschuldig is.
Ketters zijn mannen of vrouwen van wie men beweert dat ze niet het echte geloof van de katholieke kerk aanhangen, maar een verkeerd geloof. Zij worden eerst gemarteld en dan ter dood gebracht.
Straffen in de Middeleeuwen Als we denken aan de Middeleeuwse straffen dan denken we vaak aan verschrikkelijke straffen, zoals oren afhakken, onthoofden of verbranden. Natuurlijk hebben deze straffen wel bestaan, maar dit zijn vaak uitersten, de maximale straffen. De rechters in de Middeleeuwen mogen kiezen of ze ook werkelijk iemand in 'brand steken' of dat ze deze er met een wat lichtere straf vanaf laten komen. Bovendien moeten we de straffen zien in de periode waarin ze voor zijn gekomen. In onze tijd kijken we heel anders tegen straffen aan dan in de Middeleeuwen.
Het rechtssysteem uit deze tijd is wel anders dan die van ons, daarom moeten we er even wat tijd aan besteden zodat ook dit zeer belangrijke onderwerp duidelijk wordt.
Er is wel een rechtspraak in de stad, maar veel mensen houden zich er niet aan. Wraak en vetes zijn hele normale handelingen in die tijd. Als iemand jouw broer heeft vermoord, dan mag jij iemand uit die familie vermoorden en dan sta je weer gelijk. 01. Onthoofden 02. Ophangen 12. Levend villen 13. Brandmerken
Denkend aan middeleeuwse straffen zien velen de bloedigste taferelen voor zich: afgehakte hoofden, verminkte en geradbraakte lichamen, afgesneden oren, neuzen en lippen, geblakerde lijken op de brandstapel en gillende slachtoffers die worden ondergedompeld in ketels met kokend pek. Ook en tijdelijk of voor altijd vastbinden met een blok aan het been (zie afbeelding).
Doet hij dat niet, en kiest hij voor de zwaarste strafmaat, dan wordt dat door de kroniekschrijvers als opmerkelijk beschouwd en genoteerd. Net als nu is het ook dan verleidelijk alles wat afwijkt van het normale vast te leggen en het alledaagse onvermeld te laten omdat het de moeite van het noteren niet waard lijkt te zijn.
Latere auteurs raadplegen deze kronieken en hebben op hun beurt de neiging de vermelde uitzonderingen tot regel te verheffen. Met de wreedheid van de opgelegde straffen valt het in feite wel mee, ook al omdat de middeleeuwse rechters liever geld zien dan bloed. Aan het laatste hebben zij niks, aan het eerste wel omdat ze een deel van de boete in eigen zak mogen steken. Een keuze tussen lijfstraf en boete is in voorkomende gevallen dus snel gemaakt. Op de spotprent is te zien hoe de jurist profiteert, terwijl de twee partijen om de koe strijden.
Radbraken Radbraken of breken op een rad is een middeleeuwse manier geweest om de doodstraf te voltrekken. De straf geldt als bijzonder oneervol (het is een onterende straf) en is bedoeld geweest voor de allerzwaarste misdadigers. De verminkingen zijn bedoeld om opstanding te verhinderen. De veroordeelde wordt op een houten wiel (rad) gebonden. Met een ijzeren staaf wordt vervolgens op de ledematen geslagen totdat alle botten hierin versplinterd zijn. Als alle ledematen kapotgeslagen zijn, kan een genadeslag op de hartstreek worden gegeven, waardoor de veroordeelde sterft. Dit is doorgaans de negende slag. De genadeslag volgt lang niet altijd.
Ook kan de veroordeelde tot slot worden onthoofd, of min of meer levend worden achtergelaten waarna pijn, bloedverlies, dorst en vogels de rest doen. Een andere methode is om de ledematen van de veroordeelde aan latten vast te binden, of op een balk met V-uiteinden. De veroordeelde krijgt de '9 slagen' waarna deze ledematen gebroken worden door er met een ijzeren staaf of hamer op te slaan. Eerst slaat de beul achtereenvolgens op de onderarmen, bovenarmen, scheenbenen en ten slotte de dijbenen. Dat zijn de '8 slagen'. Als de ledematen kapotgeslagen zijn, wordt het lichaam door de spaken van een rad gevlochten. Het rad met de misdadiger wordt vervolgens opgehangen of in zee geworpen. Ook hier geldt dat de genadeslag soms wel en soms niet volgt. Als de negende slag toch komt, is dat op de borstkas ter hoogte van zijn hart. Dat is de uiteindelijke genadeklap. Soms gebruikt men deze uitdrukking nog als men iets ergs meemaakt. Dan zegt men: "Het was net als een slag op mijn hart".
Het is ook voorgelomen dat op het rad het lichaam van een al gedode misdadiger wordt gebonden om vervolgens kapotgeslagen te worden. Dit gebeurt om het lichaam van de misdadiger zo veel mogelijk te onteren. Gewoonlijk wordt het stoffelijk overschot na de terechtstelling met rad en al op een hoge staak aan de rand van het rechtsgebied op het galgenveld 'tentoongesteld' als waarschuwing aan eenieder die eventueel kwaad in de zin heeft. Nog in de 19e eeuw is het radbraken uitgevoerd in het Koninkrijk Holland van Napoleon.
Op water en brood Gevangenisstraffen worden in de Middeleeuwen zelden opgelegd omdat ze de gemeenschap alleen maar geld kosten. Een gevangenis, meestal ‘steen’ of ‘stok’ genoemd, moet worden onderhouden en de cipier betaald.
Veel vaker wordt een veroordeelde voor enige tijd uit stad of dorp verbannen. Voor deze bannelingen zit er vaak weinig anders op dan bedelend en rovend rond te hangen op het platteland. Vaak vervallen ze tot landloperij.
Hoewel het bovenstaande vooral van toepassing is in de Middeleeuwen zijn veel van dergelijke straffen ook in de eeuwen daarna nog steeds van toepassing geweest. Zo is Joannes Jansen de laatste beul in de stad Groningen als hij in 1838 Okke Geerts Kluun ophangt in de stad. Joannes zelf sterft op 8 maart 1852.
Bezoek het museum De Gevangenpoort aan de Hofvijver in Den Haag. Daar worden diverse martelwerktuigen uit de Middeleeuwen tentoongesteld.
Gerelateerde artikelen: 1. Armen, zwervers en bedelaars 2. Straffen in de Middeleeuwen 4. Vonnissen in Stad en Lande tussen 13 februari 1683 t/m 24 september 1724.
Bronnen:
|